-
1 poets
♦voorbeelden:¶ iemand een poets spelen, bakken • jouer un tour à qn. -
2 uitsteken
1 [naar buiten steken; reiken] dépasser♦voorbeelden:de toren steekt boven de huizen uit • la tour domine les maisonsII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [naar buiten steken; uitstrekken] étendre2 [stekend verwijderen] creuser3 [m.b.t. een oog] éborgner4 [Algemeen Zuid-Nederlands][een streek uithalen] jouer un tour♦voorbeelden:1 zijn hand naar iemand uitsteken • tendre la main à qn.4 wat heeft hij nu weer uitgestoken? • qu'est-ce qu'il a encore fait?→ link=oog oog -
3 ertussen
1 [tussen twee zaken, tijdstippen enz.] entre les deux2 [te midden van, bij, onder meer zaken] parmi eux, elles♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 iemand ertussen nemen, hebben • jouer un tour à qn.het zit ertussen • c'est coincé -
4 goed
goed1〈 het〉♦voorbeelden:liggende goederen • biens immeublesroerend en onroerend goed • biens meubles et immeublesik kan daar geen goed meer doen • tout ce que je fais est mal prisgoed doen • faire le bieniemand goed doen • faire du bien à qn.het zal u veel goed doen • cela vous fera grand bieniets goeds • qc. de bonhij lust graag wat goeds • il aime les bonnes choseshoud dat mij ten goede • ne le prenez pas en mauvaise partten goede komen (aan) • profiter (à)verandering ten goede • (une) améliorationzich ten goede keren • tourner bienwe hebben nog een diner te goed • nous avons encore un dîner en perspectiveik heb nog vier vakantiedagen te goed • il me reste encore quatre jours de vacances (à prendre)je houdt het van mij te goed • je te revaudrai çadat hebben we nog te goed • ce n'est que partie remisedat heb je nog van me te goed • je dois encore te rendre cela; 〈 als dreigement〉 tu ne perds rien pour attendre!wollen goed • lainagehij heeft zijn zondagse goed aan • il porte ses habits du dimanche————————goed2♦voorbeelden:een goed jaar geleden • il y a une bonne année (de cela)is dat je goeie pak? • c'est ton beau costume?hij is een goede veertiger • il a la quarantaine bien sonnéeeen goed verliezer • un bon perdantdoe maar goed wat zout in de soep • n'hésite pas à bien saler la soupeik ben het goed zat • j'en ai par-dessus la têteik ben wel goed maar niet gek • je ne suis pas tombé sur la têtehet goed doen • bien marcherhij kan het er goed van doen • il a de quoi, il a les moyensals ik het goed heb • si je ne me trompewij hebben het goed • nous ne manquons de rien〈 ironisch〉 is het nou goed? • ça y est, maintenant?het is mij goed • (je suis) d'accordhet is ook nooit goed! • tu (il) n'es (n'est) jamais contenthij kan geen goed meer doen • on critique tout ce qu'il faitdat komt wel weer goed • ça va s'arrangergoed kunnen leren • apprendre facilementer goed op staan • 〈 letterlijk〉 être bien (sur une photo); 〈 figuurlijk〉 avoir réussi; 〈 ironisch〉 avoir tout gâchéhij heeft goed praten • il a beau direhet eten ruikt goed • le repas sent bondie jas staat je goed • ce manteau te va bienhij was niet zo goed of hij moest betalen • il a bien fallu qu'il paiedat was maar goed ook! • heureusement!zou u zo goed willen zijn … • voudriez-vous avoir la gentillesse de …het zou goed zijn, als je … • il serait bon que tu …net goed! • (c'est) bien fait!ook goed! • d'accord!dat touw is precies goed • c'est exactement la corde qu'il nous, me fautalles goed en wel maar … • c'est bien beau (tout ça), mais …ik was nog maar goed en wel thuis of … • j'étais à peine à la maison que …goed zo! • très bien!zo goed en zo kwaad als het gaat • tant bien que malgoed bij zijn • être éveillézij zijn weer goed met elkaar • ils se sont réconciliésdat is goed om te weten • c'est bon à savoirwaar is dat goed voor? • à quoi ça sert?hij is nergens goed voor • il n'est bon à riengoed voor ƒ 1000,- • bon pour 1000 florinshij is goed voor een paar ton • 〈m.b.t. bezit〉 il a bien quelques briques; 〈m.b.t. verdienen〉 il se fait bien quelques briqueshij is er niet te goed voor • il en est bien capabledat is een goeie! • elle est bien bonne!dat is te veel van het goede • c'est trop, vraimenthet goede doen • faire le bienniet veel goeds • pas grand-chose de bonzich niet goed voelen • ne pas se sentir bienzij is er goed mee • cela l'arrange bienze is onderweg niet goed geworden • elle a eu un malaise en cours de routezo goed als • pratiquementhet boek is zo goed als af • le livre est pratiquement terminé -
5 iemand een kool stoven
iemand een kool stovenjouer un tour à qn. -
6 iemand een poets spelen, bakken
iemand een poets spelen, bakkenjouer un tour à qn.Deens-Russisch woordenboek > iemand een poets spelen, bakken
-
7 iemand ertussen nemen, hebben
iemand ertussen nemen, hebbenjouer un tour à qn. -
8 iemand iets lappen
iemand iets lappenjouer un tour à qn. -
9 iemand parten spelen
iemand parten spelenjouer un tour à qn. -
10 ik jou beetnemen? je bent niet goed!
ik jou beetnemen? je bent niet goed!moi, te jouer un tour? tu es malade!Deens-Russisch woordenboek > ik jou beetnemen? je bent niet goed!
-
11 kool
♦voorbeelden:groeien als kool • pousser comme des champignons¶ iemand een kool stoven • jouer un tour à qn. -
12 lappen
1 [herstellen] rapiécer2 [met een zeemlap schoonmaken] nettoyer (avec une peau de chamois)3 [sport en spel] gratter♦voorbeelden:dat lap jij hem niet • tu ne t'en sortiras pasiemand iets lappen • jouer un tour à qn.dat zou jij mij niet moeten lappen • ça ne prendrait pas avec moiiemand erbij lappen • moucharder qn. -
13 part
♦voorbeelden:¶ part noch deel hebben aan iets • n'être pour rien dans qc.mijn geheugen speelt mij parten • ma mémoire me joue des toursiemand parten spelen • jouer un tour à qn.voor mijn part • pour ma part -
14 streek
3 [strijkende beweging, aanraking] touche 〈v.〉; 〈 pen〉 trait 〈m.〉; 〈 strijkinstrument〉 coup 〈m.〉 d'archet♦voorbeelden:een gemene streek • un tour de cochoneen stomme streek begaan • faire une bêtiseiemand een vuile streek leveren • jouer un vilain tour à qn.we zullen hem die streken wel afleren • on va lui faire passer l'envie de recommencerstreken uithalen • faire des sienneszijn streken thuis krijgen • recevoir la monnaie de sa pièce -
15 kaart
♦voorbeelden:de hoge kaarten • les hautes carteslage kaarten • basses cartesde kaart geven • distribuer les carteskaarten wassen • battre les cartesgroene kaart • carte verteeen kaart van Europa • une carte de l'Europe6 mag ik de kaart van u? • (garçon,) la carte, s'il vous plaîtdat is een haalbare kaart • c'est (tout à fait) réalisabledat is geen haalbare kaart • c'est irréalisableopen kaart spelen • jouer cartes sur tablehij speelt geen open kaart • il agit en-dessousde kaart leggen • tirer les cartes (à qn.)zijn kaarten op tafel leggen, blootleggen • abattre son jeude kaarten liggen nu anders • le vent a tournéiemand in de kaart kijken • connaître le dessous des cartes de qn.zich in de kaart laten kijken • ne pas savoir cacher son jeuzich niet in de kaart laten kijken • cacher son jeuiemand in de kaart spelen • faire le jeu de qn.van de kaart zijn • avoir perdu les pédales -
16 duivelsstreek
-
17 een duivelsstreek uithalen
een duivelsstreek uithalen -
18 gaan
4 [begrepen zijn in] entrer (dans)5 [+ over][tot onderwerp hebben] traiter (de)♦voorbeelden:laten we naar de kamer hiernaast gaan • passons à côtégaan liggen • se coucherhet gaat regenen • il va pleuvoirgaan slapen • aller dormirgaan staan • se mettre deboutgaan zitten • s'asseoirertussenuit gaan • changer d'airervantussen gaan • filer〈 figuurlijk〉 er gaat niets boven … • rien ne vaut …deze weg gaat door het bos • ce chemin traverse le boisin de oppositie gaan • passer à l'oppositionin de handel gaan • se lancer dans le commercein de politiek gaan • se lancer dans la politiquedeze weg gaat naar de stad • cette route conduit à la villezijn blik over iets laten gaan • laisser courir son regard sur qc.zijn gedachten over iets laten gaan • réfléchir sur qc.hoe laat gaat de trein? • à quelle heure le train part-il?zullen we gaan? • on y va?daar gaat ie dan • c'est parti, mon kikizij gaan uit elkaar • ils vont se séparerdat boek ging voor ƒ 20,- • ce livre partit pour 20 florinser gaan zes glazen uit een fles • une bouteille contient six verreswaar gaat dat boek over? • de quoi parle ce livre?of dat zal gaan weet ik niet • je ne sais pas si ce sera possiblelijdt hij veel pijn? dat gaat • souffre-t-il beaucoup? ça vaeraan gaan • y passerde zaken gaan goed • les affaires marchent biendat gaat zomaar niet • cela ne se passe pas comme çahet werk gaat slecht • le travail avance maldat gaat vanzelf • cela va tout seulin het zwart gekleed gaan • être en noirmet iemand gaan • être le petit ami, la petite amie de qn.daar gaat het om • tout est làzij gaat over de typekamer • elle est la responsable des dactyloshij gaat voor rijk door • il passe pour richezich te buiten gaan aan • s'adonner àom kort te gaan • brefdaar ga je! • à la tienne!→ link=bel belII 〈 onpersoonlijk werkwoord〉1 [gesteld zijn; geschieden] aller3 [+ om][als doel hebben] s'agir♦voorbeelden:hoe gaat het (met u)? • comment ça va?het gaat nogal • ça va comme ci comme çahet gaat slecht met de zaken • les affaires vont malzo gaat het nu altijd • c'est toujours la même chosehet gaat • ça va -
19 hak
♦voorbeelden:¶ iemand een hak zetten • jouer un (mauvais) tour à qn.iemand op de hak nemen • railler qn.van de hak op de tak springen • passer du coq à l'âne -
20 iemand een hak zetten
iemand een hak zettenjouer un (mauvais) tour à qn.
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Jouer un tour pendable à quelqu'un — ● Jouer un tour pendable à quelqu un lui jouer un méchant tour … Encyclopédie Universelle
jouer — [ ʒwe ] v. <conjug. : 1> • 1080 joer; lat. jocare, class. jocari « badiner, plaisanter » I ♦ V. intr. A ♦ 1 ♦ Se livrer au jeu. ⇒ s amuser. Écoliers qui jouent pendant la récréation; gamins qui jouent dans la rue. ⇒ s ébattre, s ébrouer. «… … Encyclopédie Universelle
tour — 1. (tour) s. f. 1° Bâtiment élevé, rond ou à plusieurs faces, qui servait autrefois à fortifier l enceinte des villes, des châteaux, etc. • Les tours étaient carrées : chaque côté de la tour avait vingt pieds de largeur, SACI Bible, Judith, I … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
joüer — Joüer. v. n. Se recréer, s esbattre, folastrer, se divertir. Ces enfants joüent ensemble. menez les joüer, ils ne font que joüer. ils joüent l un avec l autre. vous joüez un peu rudement, vous m avez blessé. ne sçauriez vous joüer sans vous… … Dictionnaire de l'Académie française
tour — 1. tour [ tur ] n. f. • XIIe; tur 1080; lat. turris 1 ♦ Bâtiment construit en hauteur, dominant un édifice ou un ensemble architectural (souvent destiné à la protection militaire). Tour ronde, quadrangulaire. Tour d un château. ⇒ donjon. Enceinte … Encyclopédie Universelle
JOUER — v. intr. Se recréer, se divertir à quelque amusement. Ces enfants jouent ensemble. Menez les jouer. Ne sauriez vous jouer sans vous fâcher? Ne jouez pas avec ce revolver, il est chargé. SE JOUER s’emploie quelquefois dans le même sens. Des… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 8eme edition (1935)
JOUER — v. n. Se récréer, se divertir, s ébattre, folâtrer. Ces enfants jouent ensemble. Menez les jouer Ils jouent l un avec l autre. Vous jouez un peu rudement, vous m avez blessé. Ne sauriez vous jouer sans vous fâcher ? Un petit garçon qui joue avec… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 7eme edition (1835)
TOUR — s. m. Mouvement en rond. Le tour du soleil, des planètes. Jupiter fait son tour en douze ans. Tour de boule. Tour de roue. Tour de meule. Fam., D ici là il n y a qu un tour de roue, Il y a peu de distance. Fam., À tour de bras, De toute la force… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 7eme edition (1835)
tour — nm. msf., mouvement ; circonférence, périmètre ; tour (d adresse, de force) ; circuit, courte promenade, virée, course ; tour (machine) : teu(r) (Annecy 003b TER | Albertville 021, Arvillard 228, Giettaz 215, St Pierre Albigny 060b, Saxel 002),… … Dictionnaire Français-Savoyard
Tour préliminaire de la coupe du monde de football 2010 - CAF — Tour préliminaire de la coupe du monde de football 2010 : Zone Afrique Cet article présente les résultats des compétitions organisées par la Confédération africaine de football pour déterminer les 5 qualifiés de la « zone Afrique », et… … Wikipédia en Français
Tour préliminaire de la coupe du monde de football 2010 : Zone Afrique — Cet article présente les résultats des compétitions organisées par la Confédération africaine de football pour déterminer les 5 qualifiés de la « zone Afrique », et les 14 qualifiés à la Coupe d Afrique des nations 2010. Les… … Wikipédia en Français